Voor ouderbegeleiders & opvoedondersteuners

Recensie 'Psychology's Ghosts'

'The Crisis in the Profession and the Way Back' door Jerome Kagan | New Haven: Yale University Press | ISBN 9780300178685 | 415 pagina's | Recensie door Alice van der Pas

 

Na ruim 40 jaar hoogleraarschap psychologie aan Yale en Harvard is Kagan treurig gestemd over zijn vak. Publicatiedruk is niet hèt probleem. Slecht nadenken, zegt Kagan, heeft geleid tot ronduit onbenullig onderzoek en tot een DSM die uitnodigt tot een onbenullige praktijk. Als centraal probleem ziet hij gebrek aan aandacht voor ‘de context’: voor de invloed van cultuur en taalgebruik, biologie en temperament, voorgeschiedenis en sociale status op èn de patiënt, èn de onderzoeker, èn de therapeut.     

Kagan analyseert eerst de algemeen-menselijke neiging tot slordig denken, en de impact daarvan op onze kijk op psychische stoornissen en de behandelpraktijk. Hij sluit af met suggesties voor restauratie van psychologie en psychotherapie. Ik eindig met overwegingen over de bredere relevantie van zijn denken voor ouderschapstheorie.

 

Voorgeschiedenis van het boek

Kagan’s eerste publicatie over dit onnadenkend denken: Three Pleasing Ideas (1996)[i], gaat over abstracties waar psychologen, zegt hij, zo van houden en die ze vervolgens gebruiken op een manier die theoretisch niet klopt. Denk bijvoorbeeld aan de kwaliteit van gehechtheid bij peuters als voorspeller van later functioneren. Met het idea van ‘gehechtheid’ is op zich natuurlijk niets mis - totdat het wordt gebruikt alsof een hechtingsstoornis, net als polio, iemand voor het leven handicapt. De kritiek van Kagan op het desbetreffende onderzoek richtte zich op twee leemtes daarin: wèl aandacht voor responsiviteit van moeders, maar nauwelijks voor hun (vaak slechte) leefomstandigheden; en wèl aandacht voor continuïteit van ontwikkeling, maar nauwelijks voor de plasticiteit daarvan en voor de invloed van externe factoren. Hoe verhelderend het concept ‘gehechtheid’ ook is, het laat zich niet zomaar ‘generaliseren’. Eendere vraagtekens zette Kagan bij IQ-scores als een meetlat voor intelligentie: alsof IQ 85 of 125, net als schoenmaat 38, altijd hetzelfde betekent. Kagan werd een kritisch volger van alle ontwikkelingsonderzoek.

Twee jaar later verschijnt Three Seductive Ideas (1998)[ii] – over psychologen die, net als het grote publiek, gevoelig zijn voor sociaal-wenselijke bevindingen en zich daardoor laten leiden bij zowel de opzet van hun research als het interpreteren van de resultaten.

En nu het anderhalf keer zo dikke Psychology’s Ghosts vol ergernis over de destructieve tendensen die het vak psychologie een halve eeuw in hun greep hebben.

 

Inleiding tot de recensie en een ultrakorte samenvatting

Het boek bestaat uit vijf lange hoofdstukken zonder paragrafen of subtitels, inleiding of samenvatting, en met vele cultuurhistorische uitstappen. De lezer moet maar zien hoe hij de draad vindt en vasthoudt. Een algemene literatuurlijst ontbreekt en onderzoekers naar wie Kagan driemaal verwijst - Werner & Smith[iii] - ontbreken in de index. Maar toch, en al heeft Kagan het niet expliciet over ouders of kinderen, zijn betoog raakt het werk van elke ouder- en jeugdprofessional. Onbedoeld verwijst Kagan namelijk naar de sleutelfactoren, oftewel buffers, die bepalen hoe plastisch de ontwikkeling van een kind kàn zijn en òf een ouder goed kan functioneren onder riskante omstandigheden.

Daarom graag toch uw aandacht voor - en hier alvast kort samengevat - de drie centrale ideeën die Kagan noemt in de laatste zeven pagina’s.

  • Psychologische begrippen – zoals gehechtheid of intelligentie - zijn onlosmakelijk gelieerd aan een behandel- of onderzoeks-setting: aan een cliënt en een professional met elk hun leeftijd, sekse en voorgeschiedenis, en aan de constellatie van omstandigheden die hun functioneren bepaalt. Anders gezegd: psychologische begrippen verliezen betekenis zodra men ze ‘context-loos’ gebruikt - los van setting en omstandigheden.
  • Psychologische begrippen horen bij mensen, en mensen interpreteren wat ze zien, horen, ervaren enzovoort, en geven er betekenis aan op grond van eerdere ervaringen. Interpre­taties en betekenissen zijn echter niet terug te vinden in iemands hersenactiviteit. We hebben nog altijd geen methode om de individuele beleving van ervaringen te meten.
  • Ook sociaal-wetenschappers zijn niet immuun voor sociale taboes en voor de verleiding van gewenste uitkomsten: ‘… ethische insluipsels lekken door in menig onderzoek naar de persoonlijkheid of pathologie van mensen, en beïnvloeden sterk het advies van therapeuten aan hun cliënten’ (p.338).

Laten we heel bescheiden zijn, maant Kagan: niet denken dat onze mooie concepten ooit de complexe werkelijkheid dekken, en niet vergeten dat elke nieuwe generatie opgroeit in nieuwe omstandigheden en zich dus anders ontwikkelt dan de vorige.

 

[i] Kagan, J. (1996). Three pleasing ideas. American Psychologist September 1996: 901-908.

[ii] Kagan, J. (1998). Three Seductive Ideas. Cambridge Mass.: Harvard University Press.

[iii] Kagan verwijst in het hier besproken boek naar: Werner, E.E. & R.S. Smith (1982). Vulnerable but invincible: a longitudinal study of resilient children and youth. New York: McGraw-Hill.