Voor ouderbegeleiders & opvoedondersteuners

Recensie 'Het gezin centraal'

'Handboek voor ambulante hulpverleners' door Arjan Bolt | Amsterdam, Uitgeverij SWP | ISBN 9789066656550 | 5e druk, 383 pagina’s, € 37,50 | Recensie door Maarten ter Burg

 

Auteur Arjan Bolt is eigenaar van Buro Bolt, dat organisaties met advies en training ondersteunt bij het implementeren van vraaggericht werken, cliëntparticipatie, klantgericht werken en gezinsgerichte hulpverlening. Daarvoor was de auteur werkzaam in verschillende functies in de jeugdhulpverlening en kinder- en jeugdpsychiatrie. Ten tijde van het schrijven van het boek ‘Gezin Centraal’ was de auteur als behandelcoördinator verbonden aan Cardea in Leiden. Hij beschrijft in het boek de methodiek voor intensieve ambulante gezinsbegeleiding Het gezin centraal, zoals die vorm heeft gekregen bij Cardea. Bij de uitgever is dit voorjaar ‘Dit is mijn leven vriend, een boek over jongeren en straatcultuur’ verschenen, van dezelfde auteur. Die uitgave biedt volgens de kaft een ieder die met jongeren werkt een praktische handleiding om jongeren uit de straatcultuur te begeleiden bij gedragsverandering.

Het gezin centraal is het boek dat ik graag had willen schrijven, een jaar of tien geleden. Een boek dat theorie, attitude, methoden en technieken verzamelt en praktisch beschrijft voor intensieve ambulant gezinsbegeleiders en andere professionals die te maken hebben met het adviseren, ondersteunen en begeleiden van gezinnen rondom opvoedingsvragen. En wie ben ik? Ik ben Maarten ter Burg, vader in een gezin met een zoon van inmiddels 16 jaar, als docent ruim tien jaar werkzaam bij de Hogeschool Utrecht in het Post HBO-onderwijs aan Praktisch Pedagogisch Gezinsbegeleiders. Ook relevant voor een recensie van dit boek: een vijftal jaren werkzaam geweest als intensief ambulant hulpverlener aan gezinnen in het kader van de methodiek Families First. Want daar ligt de bron voor mijn wens een boek als Het gezin centraal te schrijven. Als werker in de jeugdhulpverlening had de goed uitgewerkte methodiek ‘Families First’ mij enorm veel handvaten geboden aan theorie, attitude en technieken. In de loop van de jaren ontdekte ik dat er wel meer praktische technieken waren, gestoeld op een eclectische benadering van de theorie, die het werken in en met gezinnen ondersteunden. Een verzameling van al dat moois zou, in mijn ogen van destijds, een prachtig standaardwerk opleveren voor vele vormen van intensief ambulante gezinsbegeleiding. Precies dat is wat ook Het gezin centraal beoogt. En nog meer: een beschrijving van het hulpverleningsproces, leermiddel voor de opleiding van gezinsbegeleiders, een methodiekbeschrijving die de basis kan vormen voor wetenschappelijk onderzoek, een bron van inspiratie voor professionals om ‘hun liefde en enthousiasme voor het werken met gezinnen aan te wakkeren’ (pagina 12). Vanwege deze ambities is het zinvol deze uitgave van al weer zo’n zes jaar oud eens onder de loep te nemen. Maakt Het gezin centraal zijn beloften waar?

 

Intensieve gezinsbegeleiding kent volgens de schrijver twee pijlers: vraaggerichtheid en gezinsgerichtheid. De begrippen worden nader uitgewerkt. Vraaggericht: de relatie tussen gezinsbegeleider en gezinsleden kenmerkt zich door samenwerking en dialoog, de cliënt voert de regie over het hulpproces gericht op zijn eigen hulpvraag, de gezinsbegeleider hanteert een basisattitude van onbevangenheid en is gericht op het versterken van competenties. Gezinsgericht: aandacht voor het gehele gezin, hulp in de leefomgeving en aansluitend bij de leefwereld van het gezin, vanuit een systeemgerichte benadering en meervoudige partijdigheid gericht op het benadrukken en verbeteren van positieve interactie. Dit zijn herkenbare bouwstenen van opleidingen op het gebied van intensieve ambulante gezinsbegeleiding. De onderliggende theorie wordt bondig verkend. Achtereenvolgens komen aan de orde: de oplossingsgerichte benadering, de systeembenadering en de contextuele benadering, de leertheorie in haar te onderscheiden varianten, het competentiemodel en de communicatietheorie. Hoewel deze modellen een ruim kader bieden voor de gezinsbegeleider, ontbreekt er volgens mij iets aan dit lijstje. De lezer van Het gezin centraal krijgt geen kader aangereikt om inzicht te verwerven in de betekenis van ouderschap. Mocht ik het boek nu schrijven, dan zou dat kader niet ontbreken. Wat hebben ouders aan gezinsbegeleiders die hun blik niet richten op de ondersteuning van hun ontwikkeling van ouderschap binnen het gezin?

 

Vervolgens werkt de auteur een basismodel uit voor de fasering van het gezinsbegeleidingsproces. Het is een klassiek model gebaseerd op een regulatieve cyclus: verzamelen van informatie, vaststellen van een doel en werkpunten op basis van ‘wat goed gaat’, een veranderingsfase, evaluatie en afsluiting van het proces. Het gezin centraal biedt aansluitend bij de fasering van het proces een veelal stapsgewijze uitwerking van vaardigheden waarover de gezinsbegeleider dient te beschikken. Van technieken als actief luisteren, het geven van feedback en circulair doorvragen, observeren met behulp van video, de wondervraag en schaalvragen of een netwerkschema en genogram, naar het werken met werkplannen, oefenen van vaardigheden, een gedragscontract en bijvoorbeeld een gevoelsthermometer en eerstehulpkaart of het mobiliseren van sociale steun. Vele technieken worden gelardeerd met praktijkvoorbeelden waarin de essentie van de techniek te herkennen is. Ruim tweederde van het boek wordt hiervoor ingeruimd. Een meesterwerk! Echter ook al weer gedateerd. Een boekvorm leent zich dan toch minder goed voor het doel waarvoor het boek ook geschreven is: het bieden van een actueel naslagwerk als ondersteuning bij het werk van de gezinsbegeleider. Het bijzondere aan het werken met gezinnen en ouders is, dat elk gezin vraagt om een verklaringskader en werkwijzen die aansluiten bij de belevingswereld van de gezinsleden. Dat vormt de grootste inspiratiebron voor de gezinsbegeleider bij het vullen van zijn techniekenrugzak. De gezinsbegeleider zal ook steeds op zoek moeten gaan naar theorie die hem daarbij helpt. Onontbeerlijk voor de gezinsbegeleider is tegenwoordig bijvoorbeeld het visueel maken van opvoed- of oudervaardigheden in pictogrammen. Of ‘therapie bij het aanrecht’ om een ouder te laten ervaren dat hij andere keuzes kan maken dan de geprogrammeerde. Theoretische kaders zijn ook bronnen van inspiratie voor werkwijzen: over rouwverwerking, psychopathologie, het effect van een verstandelijke beperking op het ouderschap, psycho-educatie, wrap around care… De mogelijkheden zijn onbeperkt. Wellicht zou een volgende versie van het boek gepaard moeten gaan met een interactieve website waarop gezinsbegeleiders dergelijke theorie en technieken verzamelen en uitwisselen. Ik lanceer hier maar vast het idee… In de opleiding van gezinsbegeleiders is het dan vooral van belang dat zij theorie leren inpassen binnen de bouwstenen van hun methodiek.

 

Aan het eind van Het gezin centraal is er aandacht voor de opleiding en coaching van gezinsbegeleiders. Vanuit de visie van de auteur dient de opleiding vooral de ontwikkeling van competenties. Dat geeft ook tegelijk een andere beperking van het boek aan. Het opvoeden van kinderen wordt gezien als een taak van ouders en die taak vraagt competenties. Voor de gezinsbegeleider wordt ‘competentie’ uitgewerkt als ‘een combinatie van kennis, vaardigheden, attitude en persoonskenmerken die een persoon gebruikt om te kunnen functioneren naar de eisen die gesteld worden in een specifieke context’ (pagina 365). Aldus is volgens de auteur ‘zelfreflectie’ één van de belangrijkste competenties voor de vraaggerichte gezinsbegeleider. De gezinsbegeleider dient in een parallelproces geschoold en begeleid te worden. Maken we de slag terug naar de ouder, dan zou Het gezin centraal ook uitgebreid kunnen worden met theorie en technieken voor het ondersteunen van ouders bij het kunnen innemen van de zelfreflectieve metapositie of het onderzoek naar sturende waarden en normen bij zijn ouderschap. In mijn visie en die van mijn collega’s aan de Post HBO-opleiding Praktisch Pedagogische Gezinsbegeleiding maakt om die reden supervisie deel uit van de ontwikkeling tot gezinsbegeleider.

 

Het gezin centraal maakt enkele van zijn beloften zonder meer waar. Het inspireert beginnende gezinsbegeleiders bij de uitoefening van hun vak en biedt een praktisch naslagwerk met een verzameling aan technieken. Het is een goed leermiddel bij de opleiding van gezinsbegeleiders. Deelnemers aan onze opleiding Praktisch Pedagogische Gezinsbegeleiding zijn zeer tevreden over het boek. Het maakt zijn overige beloften echter niet helemaal waar. Want als ik nu de tijd zou nemen om het te schrijven zou ik het theoretisch kader aanvullen met ouderschapstheorie. Het gezin centraal mist nadrukkelijk een oudergericht perspectief en voor een gezinsbegeleider zou dat toch verplichte kost moeten zijn. De ervaren gezinsbegeleider haalt zijn inspiratie uit het vertalen van nieuwe theorie naar de belevingswereld van de ouder. Een naslagwerk is als vanzelfsprekend bij het verschijnen al achterhaald, maar beginnende gezinsbegeleiders kan geleerd worden hoe zij nieuwe theorie in hun methodische werkwijze kunnen integreren. Het gezin centraal moet zich nog bewijzen als basis voor wetenschappelijk onderzoek. In de jaren na het verschijnen van Het gezin centraal is er nauwelijks Nederlands onderzoek over intensieve gezinsbegeleiding gepubliceerd. Jammer, omdat een zo eclectische benadering in theorie een effectieve ‘hulp op maat’ kan bieden voor heel veel ouders en gezinnen. Maar ja, ‘hulp op maat volgens een eclectische benadering’ laat zich wellicht wetenschappelijk weer niet zo gemakkelijk onderzoeken…

 

Is dit boek nu aan te bevelen voor de lezers van dit tijdschrift? Zonder meer! De praktijk van ouderbegeleiders schuift op naar de thuissituatie. Veel ouders hebben behoefte aan ondersteuning bij het vertalen van inzichten naar het praktische opvoeden op de werkvloer. En om die reden verleggen ook begeleiders van kinderen en jongeren, de pedagogisch medewerkers in (semi-) residentiële behandelgroepen, in toenemende mate hun begeleidingsterrein naar de thuissituatie. Het gezin centraal reikt een ruim kader aan om het methodisch werken van de intensieve gezinsbegeleider te leren kennen. Ik hoop echter dat u ook méér leest en u aanvullend laat opleiden op de terreinen waar Het gezin centraal nog aanvullingen behoeft. Als lezer van dit tijdschrift heeft u daar ook vast ideeën over.

 

Maarten ter Burg is als hogeschooldocent werkzaam bij de post HBO-opleiding Praktisch Pedagogische Gezinsbegeleiding van het Centrum voor Social Work van de Hogeschool Utrecht, een opleiding voor intensieve ambulante gezinsbegeleiding die zich in zijn historie van ruim 30 jaar voortdurend ontwikkelt naar recente inzichten.