Voor ouderbegeleiders & opvoedondersteuners

Recensie 'De adoptiemonologen'

door Marina van Dongen | Uitgeverij Scriptum psychologie | ISBN 9789055947768 | 207 pagina's | Recensie door Gé Haans

 

Marina van Dongen is journaliste. Geboren uit Griekse ouders werd ze, 1 jaar oud, door Nederlandse ouders geadopteerd en opgehaald uit een tehuis in Athene. Het stond haar tegen dat in publicaties over adoptie zelden of nooit geadopteerden zelf aan het woord komen. Dat gegeven prikkelde haar om naast haar eigen adoptieverhaal 30 andere geadopteerde Nederlanders, afkomstig uit alle windstreken, te bevragen over hun ervaringen met adoptie. De geïnterviewden kregen vragen voorgelegd als: hoe was het om als vreemde op te groeien in Nederland ? Wat weet je over je afkomst ? Fantaseer je over je biologische ouders ? Ondervond je problemen thuis ? Heeft het geadopteerd-zijn je liefdesleven beïnvloed? Hoe sta je tegenover je geboorteland ?Heb je contact gezocht met je biologische ouders ? Wat leverde dat op? En tenslotte: zou je zelf een kind willen adopteren ?

De ontboezemingen die dat opleverde, laten een bont palet aan antwoorden zien variërend van ‘’mijn adoptieouders zijn het beste wat mij als kind kon overkomen’’ tot ‘’ik ben door mijn adoptieouders gedeporteerd’’. In nagenoeg alle interviews komen dezelfde thema’s terug:

  • De impact van het weggegeven zijn en het gevoel niet goed genoeg te zijn (‘’liefde heeft een houdbaarheidsdatum’’).
  • Het gevoel er niet echt bij te horen, inclusief de ervaren eenzaamheid (‘’ruimte voor mijn eigen ziel’’).
  • Het gevoel vooral dankbaar te moeten zijn en te moeten voldoen aan verwachtingen tot en met zich gediskwalificeerd voelen.
  • Wat te doen met de eigen ouders zeker in het geval dat de adoptieouders die behoefte ontmoedigen.
  • Effect van de ontmoeting met de biologische ouders (‘’als het openen van de doos van Pandora; je krijgt hem niet meer dicht’’).

Marina van Dongen zelf beschrijft in haar verhaal dat zij afwijzing voelde in het contact met haar adoptiemoeder. Ze kon niet aan de verwachtingen van haar adoptiemoeder voldoen. Dat leidde op den duur tot een breuk waarbij zij er voor koos haar oorspronkelijke voornaam (Marina in plaats van Corrie) weer te gaan dragen. Marina voelt zich door haar adoptiemoeder ‘’toegeëigend’’. Haar biologische moeder is de kans ontnomen om zelf voor haar dochter te zorgen. Ofschoon ze in haar verslag de moeder ontschuldigt, blijft toenadering tot haar Griekse familie verder achterwege. Over het motief van haar adoptieouders: ‘’Ik stond voor de onmogelijke opdracht om de wond van kinderloosheid te genezen’’. In haar ervaringen blijkt de auteur niet alleen te staan. Relatief veel geïnterviewde lotgenoten reppen in pijnlijke en bittere bewoordingen over hun opvoeding als adoptiekind; de vele conflicten en de soms onvermijdelijke breuken. Er is ook een fikse middengroep waarbij de worsteling en de bijbehorende emoties wat meer lijken te zijn bezonken, de pro’s en contra’s zijn afgewogen, vergeven is wat nog niet kon worden vergeten. Rest een handjevol uitgesproken positieve adoptie-ervaringen zoals in het interview met Ton Agelink van Heyningen: ‘’Mijn adoptiemoeder noem ik mijn moeder, mijn biologische moeder is mijn baarmoeder’’. De hunkering naar zijn eigen ouders ontstond pas bij zijn eigen vaderschap en de behoefte zijn kinderen een geschiedenis te bezorgen die verder ging dan hun eigen geboorte. Toen hij de hand vasthield van zijn ‘’baarmoeder’’ voelde het wel ‘’alsof ik contact maakte met mezelf’’. Anne Beks gaf in het interview aan dat zij zich nooit geadopteerd heeft gevoeld. Haar adoptieouders waren open en correspondeerden ook lang met haar biologische ouders. Het contact met haar moeder gaf haar het gevoel thuis te komen. Mauricio Sanchez geeft aan zich een compleet mens te voelen en niets te missen en in de ervaringen van Tamara ter Veer zit waarschijnlijk het recept voor een succesvolle adoptie: ‘’Mijn moeder zei altijd; jij bent niet in mijn buik, maar in mijn hart gegroeid’’ en ‘’thuis werd altijd met veel liefde en compassie over mijn biologische moeder gesproken, nooit veroordelend’’.

Zou je de verhalen van deze geadopteerden zeven dan blijven er een aantal thema’s op het rooster achter. Dat een adoptiekind worstelt met existentiële winst-en-verlies-vragen. Waarom ben ik eigenlijk afgestaan? Kan ik mijn eigenheid behouden, waar hoor ik bij en mag ik loyaal zijn naar al mijn ouders? Een transparante houding van adoptieouders in combinatie met een daadwerkelijk respectvolle houding naar de biologische ouders helpt hen daarbij.

Marina van Dongen is er in geslaagd een boeiend en zeer toegankelijk boek over adoptie te schrijven vanuit het perspectief van de geadopteerden zelf. Een aanrader voor aspirant adoptie-ouders en voor iedereen die in dit complexe thema is geïnteresseerd. Een enkel interview vertoonde een gebrek aan (werkelijke) diepgang. Het leek me daarnaast een riskante onderneming om als journalist je eigen, toch negatief gekleurd verhaal, mee te torsen in het gesprek met lotgenoten. Desondanks heb ik na het lezen van het boek niet de indruk gekregen dat de eigen ervaringen van de auteur de verhalen van de geïnterviewden in objectiviteit heeft beïnvloed.