De idealen in de ondertitel zijn niet van de kinderen, maar van hun ouders. Díe zijn bevlogen. Dat belast kinderen, al maakt het natuurlijk verschil of je een oudste kind bent of de jongste van zes. In dat laatste geval nemen ouders het minder nauw met de hoge idealen. Je ziet hoe de grote broers en zussen omgaan met de bevlogenheden van papa en mama, en dat relativeert de belangrijkheid van ouderlijke idealen. Dat helpt om je te verzetten tegen bijvoorbeeld macrobiotisch eten (stiekem snoepen) of tweemaals daags mediteren. Of je maakt gewoon ruzie met vader, zoals in huize Den Uijl de gewoonte was. Een oudste kind, daarentegen, is overgeleverd aan ouderlijke bevlogenheden - zeker als moeder even bevlogen is als vader – en trekt het zich extra aan als ook de kleintjes erdoor worden belast.
Het zijn inderdaad vooral vaders in dit boek: de pacifist Kees Boeke, de NSB-voorman Hendrik-Jan Woudenberg, de PvdA-leider Joop den Uijl, de voorvechter van een Europeese gemeenschap Max Kohnstamm en nog enkele minder bekende, maar even bevlogen mannen. De een maakt het de kinderen moeilijk doordat hij algemeen bekend is, positief dan wel negatief, de ander doordat hij, zoals Boeke, zijn pacifisme en ‘bezitloosheid’ zover doorvoert dat het gezinsleven erdoor wordt bepaald: geen belasting betalen dus ook geen post via de PTT, geen fiets-met-belastingplaatje, geen zakgeld (zodat de buurvrouw de kinderen maar een zakcent geeft) – en natuurlijk nooit ruzie maken!
Het is fascinerende lectuur: acht interviews met kinderen van wel zéér bevlogen ouders. Helaas kan Bom, voormalig verpleegkundige op een consultatiebureau, het in haar voor- en nawoord niet laten om deze zo genuanceerde jeugdverhalen te voorzien van een belerend en vooral overbodig tractaatje over ‘de kracht en de valkuilen van opvoeden met idealen’ (14). Zij opent met een voorbeeld uit de eigen praktijk: moeder die thuis een duurzaam maar ‘wereldvreemd paradijsje’ creëert met katoenen luiers, geen auto, snoepgoed of tv terwijl het kind wil meedoen met de andere kinderen in de buurt. Bom komt uit een idealistisch nest en weet er nog steeds niet goed raad mee: ‘Ik krijg ze niet goed bij elkaar’ – goedbedoelende ouders en de naar ‘gewoon’ hunkerende kinderen. Ze snijdt daarmee een ingewikkeld thema aan, en presenteert bronnenmateriaal dat fascineert - maar dat helaas te extreem is om houvast te geven aan de gewone, idealistische ouder. En dan moet die het dus weer doen met dit soort advies: ‘Leef niet alleen met grote vergezichten, maar maak je ook druk om de gewone dingen; stel grenzen, zorg voor ritme, bouw goede en vanzelfsprekende gewoontes op, heb belangstelling voor wat het kind bezig houdt, en laat de eigen agenda even los als je kind je echt nodig heeft. …’ (146). – Tja, wàs het maar zo simpel!