‘Dit uitleggen is onbegonnen werk,’ concludeer ik al gauw, en ik doe dus zoals mijn oma het deed. Zij leerde mij op een zonnige ochtend aardappels schillen door het voor te doen. Het beeld van ons samen op het bankje, buiten, schiet door mijn hoofd. Oma had het geduld waaraan het mijn moeder ontbrak, en ze woonde naast ons. Ze leerde mij onnoemlijk veel dingen: haren kammen en vlechten, tanden poetsen en nagels schoonmaken, breien, haken en kleren naaien, de was wassen, ophangen en opvouwen, stof afnemen, ramen zemen en de grote schoonmaak, dominospelen en kaarten, koffie en thee zetten, en gasten bedienen tijdens een verjaardags-feest…. Ik was letterlijk kind aan huis bij haar.
“Kijk Tjeerd, ik doe het voor. Zó houd je de appel vast - kijk - en zó het mes”. Langzaam schil ik de appel terwijl hij aandachtig toekijkt. “Nu jij”, en ik geef hem gedachteloos mijn mesje. Oeps, dat is wel het scherpste exemplaar in huis! “Wacht even, ik pak een minder scherp mes voor je uit de la”. - ‘Dat deed oma ook’, schiet het door me heen: ze gaf mij altijd een niet al te scherp mes.
“Nee, schat niet van je afsnijden, maar naar je toe.”
“Mam, dat moet op school bij hout snijden.”
“Klopt, maar bij appels schillen werk je naar je toe.”
“Je duim is heel belangrijk”, meldt zijn vader, terwijl hij de keuken inloopt.
Hij komt achter ons staan.
“Wil je iets?” vraag ik licht geïrriteerd.
“Nee, ik bewonder je geduld.”
Na een zoen op mijn wang verdwijnt hij tot mijn opluchting uit de keuken.
Aan de buitenkant lijk ik de kalmte zelve, maar ik moet me inhouden om het niet over te nemen. “Kijk, Tjeerd", en ik pak een nieuwe appel en doe het nog een keer voor. "Met deze hand stuur je en je gebruikt je duim om bij te sturen. Je beweegt het mes naar je duim en dan verschuif je hem. En met de ander hand draai je de appel rond.”
Gun hem tijd, coach ik mezelf: kijk hem niet zo op de vingers.
Ik begin zelf ook weer te schillen.
“Oh, net tikkertje” zegt hij even later als hij het samenspel tussen mes en duim door heeft.
“Ja, net tikkertje”, antwoord ik lachend, en leg een paar ongeschilde appelkwartjes voor hem neer.
'Doe niet alle appels; laat ook wat voor hem over; hij moet het leren', coach ik mezelf weer terwijl ik werkeloos door de keuken drentel: niet opjagen en niet zeuren over dikke schillen. Dat komt later wel.
Ik kom op het geweldige idee om een kopje thee voor mezelf te zetten. “Jij ook thee, Tjeerd?”
Ik kijk toe hoe hij het laatste stukje schilt. Wonderlijk, hoe snel hij dat heeft geleerd.
“Heb je goed gedaan, schat. Nu even je thee - gaan we daarna de ingrediënten voor het deeg afwegen”.
Appeltaart bakken - dàt deed ik altijd met mijn vader. Hij leerde me de kneepjes: van meel afwegen tot het ei loskloppen dat je over het deeg giet vlak voordat de taart de oven ingaat. (Dat is het geheim van de goudgele appeltaart.)
De geur van appeltaart was de geur van troost in de weken voordat mijn moeder overleed. Twee of drie maal per week bakte ik er een, en overal waar ik heenging, nam ik appeltaart mee omdat ik het met mijn gezin niet allemaal opgepeuzeld kreeg. Het was een creatieve manier om mensen deelgenoot te maken van mijn verdriet en behoefte aan troost - vanwege het komende verlies.
Appeltaart bakken - een familieritueel dat ik in mijn vingers heb en met liefde doorgeef.
Parel van Panama